ORPGaccountjex schreef:
Een aardige tijd was alweer verstreken en Matthew had zijn roedel nog steeds niet gevonden. "Where the hell are you?" mompelde hij haast onhoorbaar. Het was hinderlijk dat hij zijn vrienden nooit vond in het bos wanneer het overdag was. Hij had geen hele grote roedel, hij bestond uit 3 vrouwelijke weerwolven en 4 mannelijke weerwolven. Andere leden van hun roedel waren helaas overleden tijdens talloze gevechten. Ze hadden het vooral op de alfa's gemunt. Matthew was helaas niet de alfa van zijn pack, zijn beste vriend was de alfa. Het leek hem best gaaf om de leider van de groep te zijn, maar hij zou nooit iemand van zijn roedel verraden om alfa te worden, zoals anderen van hun pack wel al eens geprobeerd hadden. In hun pack stond meestal iedereen gelijk, de alfa het niet veel meer te vertellen. Hij had meer macht en was sterker, dat zeker, maar hijzelf was ook ontzettend sterk en kon een groep andere weerwolven aan zonder alfa te zijn.
Een geur drong zijn neus binnen, er was nog een bovennatuurlijk iemand aanwezig in het bos. Het was geen weerwolfgeur, maar hij kon niet precies zeggen wat het anders kon zijn. Veel verschillende soorten wezens waren er. Weerwolven, vampiers, Kanima's. Hij geloofde er sterk in dat welk wezen je werd afhing van je karakter, in de meeste gevallen klopte het ook. Weerwolf zijn was duidelijk geen straf voor Matthew, alleen was elke vollemaan een drama. Jarenlang had hij geprobeerd zich te beheersen, maar het lukte zelden. Buiten de volle maan had hij af en toe ook momenten dat hij een kortsluiting had in zijn hoofd die ervoor zorgde dat zijn instinct naar boven kwam en hij iedereen wilde vermoorden die hij tegen kwam. Enkel dan had hij wel spijt. Aan de volle maan kon hij niets doen, momenten waarop hij gewoon moordlustig was wel. Op die momenten was het zijn schuld als er weer eens een dode in de krant stond. Elke keer stond er hetzelfde verhaal dat diegene gedood was door een wild beest, of een seriemoordenaar, dat kwam ook wel eens voor. Hij had niet te klagen, sinds hij voor de zoveelste keer gevlucht was, kon hij zoveel moorden als hij wilde. De mensen in de stad waren zo goed gelovig dat ze elke keer weer geloofden dat er iemand dood was door een beer, of zelfs puma's terwijl die beesten geeneens leefden in deze buurt. Hij kon ongezien de moordenaar uithangen, niemand die het opmerkte.