Een klein, zacht geluid dat lijkt op het breken van een takje, haalt mij uit mijn concentratie. Ik draai mij razend snel om, maar het gevaar heeft zicht alweer verstopt, en ik zie niets. Mijn verstand laat mij nare scènes zien. De neiging om iets kwaadaardigs te zeggen is groot, maar ik houd mij in. Zolang de persoon die mij achtervolgt denkt dat ik hem niet heb opgemerkt, ben ik langer veilig. Voorzichtig sluip ik verder, ik moet voor zonsondergang in Geruilea zijn. Alleen daar zijn mensen die ik kan vertrouwen, mensen van mijn soort; Belagischen. Het is het enigste stukje land dat nog niet veroverd door Huileash, de machtigste maar wreedste vrouw ter aarde. Met krachtige stappen kom ik langzamerhand voor uit, maar ik zet door. Als het donker wordt, schijnt het bos waarin ik mij nog bevind het gevaarlijkste gebied uit het land te zijn. Opgeven heeft dus geen zin meer, hoe verder ik kom hoe sneller ik uit dit bos ben als het schemert. Na een poosje hoor ik muzikale klanken door het bos gaan, ver ben ik dus niet meer verwijdert van her dorp. Of is het schijn? De muziek verdwijnt plotseling, en ik hoor niets meer. Steeds sneller begin ik te lopen, en na een poosje merk ik op dat ik ongemerkt ben gaan rennen. Ik hoor weer een takje achter mij breken, maar tijd om na te denken heb ik niet. Mijn hoofd bonkt hinderlijk hard, en ik ren niet meer snel maar stamp met elke stap die ik zet uit mijn ritme. Mijn benen beginnen steeds trager te rennen, en af en toe voel ik een stekende pijn. Ik red het niet, dat weet ik zeker. Achter mij hoor ik een vaag gerommel van een grote groep volwassen paarden. Ik ren van de route af en verstop mij veilig in een dichte stuik. Althans, ik hoop dat ik veilig ben. Langzamerhand hoor ik zware mannenstemmen in de verte. De grote groep paarden galoppeert niet meer maar stap er flink op los. Ik vang de woorden ''vernietigen'' en ''kapot maken'' op,, maar dat is dan ook wel weer het enige wat ik hoor. Na een poosje hoor ik niets meer van de stemmen of paarden, en kom uit mijn schuilplaats. Ik kijk om mij heen en ga langzaam verder. Na een poos besef ik dat dit te traag is, en dat zo de bevolking van het dorpje Geruilea te laat zal gaan horen wat voor gevaar er op hun afkomt. Ik ren zo hard als ik kan, maar merk dat het te traag is. Ik verdwijn de bosjes in, en hoop dat dit een snellere weg is naar het dorp. Al snel word de bebossing dunner en kan ik de heuvel waar het dorp op staat vaag zien. Enkele schimmen van huizen verschijnen, als ik mijn hand voor het felle zonlicht houd. Ik scheld binnensmonds, ik ben namelijk niet de enige die op dit tijdstip bijna bij het dorp is. 'De' mannen op hun paarden draven trots het bos uit, in de hoop veel verschrikte gezichten te kunnen zien. Het feit dat ik al ongemerkt het bos uit ben gerent, maakt mij het besluit nemen om door te zetten. Harder dan dat ik ooit heb gerent, storm ik naar Geruilea die nu nog aan de horizon staat. Als ik daar ben aangekomen, zie ik dat het marktplein er verlaten bij ligt. ''HALLO?!'' - Het eerst volgende huis dat ik zie word mijn doelwit en ik ren er naar toe. Ik bons zo hard op de deur, dat het even lijkt dat de deur het gaat begeven. Als niemand antwoord, begin ik te schreeuwen. ''IS ER DAN NIEMAND DIE HIER WIL WETEN DAT DIT DORPJE GAAT WORDEN VERNIETIGT?'' ''Ja, maar je bent niet de enige die dat weet, mijnheer.'' Ik draai mij stom verbaast om, en kijk regelrecht in het gezicht van een oude man. Hij glimlach alsof er niets aan de hand is. ''Kom maar mee naar onze schuilplaats, mijnheer.'' Ik kijk hem verbaast en herhaal ''onze'' met de allergrootste verbazing die je ooit hebt kunnen horen. De grijns van de oude man word nog groter, en hij maakt een gebaar dat ik hem moet volgen. Het enige wat ik kan doen is hem volgen, als hij verkeerd is maakt het niet uit, de dorpelingen zijn weg, dat is mij nu wel weer duidelijk.
# Nog niet af.
# Zelf geschreven, ja.