rosalie33 schreef:
Het geschreeuw nam af, en net op dat moment hoorde Cara de jongen tegenover haar wat zeggen. Alle boze blikken die hij kreeg verbaasde haar. Ergens had hij wel gelijk. Ze hadden nog niet eens de grond bereikt of er was al iemand doodgegaan. En hoe? Door zo'n idiote actie. Op het moment dat Cara wat wilde zeggen begonnen er allemaal alarmen af te gaan. Nee, niet weer, dacht ze toen er weer een enorme paniek ontstond. Ze drukte zichzelf wat meer in haar stoel en probeerde rustig te blijven, maar helaas ging dat niet meer. Ze greep Jaspers arm vast en kneep er in. De snelheid waarmee het schip de grond naderde lag hoger dan het waarschijnlijk had moeten zijn. Veel hoger. De druk in het schip werd daarom ook groter, waardoor Cara het idee had dat ze ieder moment uit elkaar zou klappen. Ze liet Jasper los, trok haar benen op en legde haar handen over haar oren heen, alsof ze daarmee alles van zich af kon schermen. De druk werd steeds hoger en hoger, en uiteindelijk gaf Cara een frustrerende gil, in de hoop dat alles zou stoppen. En dat deed het ook. Met een harde klap kwam het schip tot stilstand. In het schip werd het steeds stiller, en keek iedereen hijgend om zich heen. Voorzichtig liet Cara haar handen zakken, deed ze haar riem los en stond ze op. De jongen waar ze net nog contact mee had lag onderuit op de grond. Geschrokken liep ze op hem af, maar ze werd afgeremd door Murphy, die het allemaal wel grappig vond. Ze keek hem met een opgetrokken wenkbrauw aan maar hield verstandig haar mond. Ze wist hoe Murphy kon zijn, aangezien ze wel eens wat lessen met hem heeft gehad. Hij kan behoorlijk boos worden als je iets verkeerds zei, en eigenlijk vond Cara dat wel uitdagend, maar op dit moment kon er beter geen gevecht komen tussen twee mensen.
De menigte komt plotseling tot stilte door iemand die "stop" roept. Cara duwde de mensen opzij en kwam uiteindelijk vooraan te staan, waar de jongen van net bij de hendel staat. Met een schuine glimlach keek ze hem aan. 'De lucht kan giftig zijn jongens, we kunnen die hendel niet zomaar overhalen,' klonk Clarke's stem. Met een onhoorbare zucht keek Cara haar aan. 'Wat wil je dan dat we doen? We moeten juist kijken of het hier leefbaar is. En daarbij, als de lucht toch giftig is gaan we in ieder geval met z'n allen dood,' zei ze, alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Cara draaide zich om naar de jongen bij de hendel. Ze liep naar hem toe en legde haar hand op de zijne. 'Wat dacht je ervan?' Zei ze met een lichte grijns, waarna ze langzaam de hendel overhaalde. Ze stapte weer weg van de jongen en ging voor het luik staan, dat langzaam openging. Een fel zonlicht scheen in hun gezichten, en heel even moest Cara haar ogen dichtknijpen. Heel even keek ze achterom, naar de mensen die met grote ogen naar buiten keek. Vervolgens draaide ze zich om, en liep ze langzaam het platform op. Cara keek naar het gras om haar heen, dat nog groener was dan ze had durven dromen. De bomen om het schip heen waren schitterend, net zoals ze had gelezen tijdens de lessen. Beetje bij beetje schuifelde ze naar het einde van het platform en bleef daar staan, alsof daar een muur was waar ze niet doorheen kon. Tóch sprong ervan af en kwam ze met een zachte, doffe klap op het gras onder haar. Cara's glimlach werd steeds groter, en ze kon het niet laten om gillend haar armen in de lucht te gooien. 'We hebben het gehaald!