TheBurrow schreef:
Langzaam was het haar steeds meer opgevallen. Dingen konden steeds minder makkelijk en steeds slechter geregeld worden. Als ze in de avonden over straat liep had ze het gevoel alsof ze gevolgd werd. Het constante gevoel dat ze in de gaten gehouden werd. Haar werk in het paleis had een tijd lang door kunnen gaan, haar kennis werd als nuttig gezien en eigenlijk hadden ze die niet willen verliezen. Ze was een uitmuntende strateeg en doorzag plannen van de rebellen uitstekend. Uiteindelijk werd ze echter teruggeplaatst, ze moest naar het archief. Daar dingen uitzoeken en alles op orde houden. Eventjes had ze zich nog kunnen vermaken met het lezen van oude stukken maar de uitdaging verdween. Frustraties in haar zelf liepen steeds hoger op, onbegrip overheerste. Waarom overkwam haar dit? Ze begreep het niet. Ze had zich toch bewezen? Laten zien dat ze dit kon.
Op een vroege morgen was wakker gemaakt, de zon was pas net verschenen en de dauw hing nog overal rond. Met een dikke mantel om was ze meegelopen met haar beste vriend Daen. Hij had zijn arm om haar heen geslagen en haar voorhoofd gekust. "Je bent zo slim, wees alsjeblieft slim genoeg om te verdwijnen. Zoek de rebellen op, ze hebben mensen zoals jij nodig." Vol onbegrip had ze hem aangestaard, tranen hadden zich in haar ogen gevormd want ze wist dat hij gelijk had. Ze moest hier weg. Ze moest zich vrij maken van de verstikking voor ze verstikt zou worden. Gehoorzaam had ze geknikt en hij had haar weer terug gebracht. Ze had die ochtend haar spullen gepakt en zou in de avond, net voor de poorten dicht zouden gaan, vertrekken. De hele dag had ze doorgebracht in het archief, zoekend naar dingen die haar konden helpen en natuurlijk had ze die gevonden. Strijdplannen van het koninkrijk, tekeningen van belangrijke verdedigingswerken. Het zou niet opvallen, het archief was zo groot en zij was de enige die wist waar te kijken. In de avond had ze haar paard opgezadeld, Daen vaarwel gezegd en was ze vertrokken. Een dikke mantel had ze om zich heen tegen de kou die in de avonden kon vallen en ze had genoeg voedsel mee om het minstens een week of twee uit te houden als ze voorzichtig deed. Het spannendste moest echter nog komen, zou ze tegen worden gehouden of niet? Ze ging wel eens vaker weg, haar familie woonde in stad verder weg, maar bijna nooit in de avond. Tot haar opluchting werd ze echter doorgelaten zonder problemen. Nu was haar avontuur pas echt begonnen, ondanks alle angst kriebelde het in haar buik. Na weken van een steeds kleinere wereld lag deze nu aan haar voeten, tot morgenochtend. Zodra ze wisten dat ze verdwenen was zouden ze gaan zoeken, haar achterna komen. De mannen in het zwart die haar al weken volgden.
De eerste nacht was ze naar het bos gereden, bijna de hele nacht was ze doorgegaan. Zij was nog klaar wakker en ook haar paard was niet moe. Tegen de tijd dat de eerste vogels weer begonnen te fluiten hadden ze een pauze gehouden en was Elayne even ingedommeld. Tegen een boomstam aan, in haar mantel gerold waren haar ogen langzaam dicht gezakt, ze was door alle spanning toch best moe geworden. Desondanks stond ze zichzelf niet toe om erg lang en diep te slapen. Met een uurtje of twee werd ze wakker, at een beetje van het brood dat ze mee had genomen en steeg weer op. Hier was het bos nog niet zo dicht begroeid dat ze niet kon rijden maar dat stuk zou ze wel opzoeken. Dat was een stuk veiliger dan in het zicht blijven rijden. Ondanks alles keek ze toch vaak om, bang dat ze gevolgd werd en het niet zou halen. Waar het rebellenkamp zou zijn, daar had ze geen flauw idee van.
In deze rust had ze wel alle tijd om na te denken. Waarom hadden ze haar dit aangedaan? Echt zeker was ze daar niet van maar de woorden van Daen speelden wel steeds vaker door haar hoofd. Wat zag ze niet? Mensen zoals zij? Er moest dan toch iets zijn met haar. Antwoorden had ze niet direct, maar gedachtes genoeg. De dag kwam ze wel door, Elayne had een klein beekje gevonden die ze volgde met haar paard. Water was van belang, niet alleen voor haar maar ook voor rebellen. Als ze het water zou volgen dan moest ze hen uiteindelijk wel vinden. Eer de schemer begon te vallen steeg ze af. Haar paard bond ze zacht vast zodat hij wel kon grazen. Zachtjes aaide ze door diens manen. Soms leken ze wel verbonden, zij en Grigora. Op de dag dat ze een paard wilde komen was deze naar haar toe gekomen. Als ze langs de weide liep was hij meegelopen en als ze in zijn ogen keek zag ze wijsheid. Uiteindelijk had ze erop gereden en het leek haast alsof ze zijn naam voelde. Grigora, snel. Ze waren direct verbonden en na een goede onderhandeling had ze hem gekocht. Ze was er nog altijd echt gelukkig mee. Nu hij kon grazen gaf het haar de tijd om hout te gaan zoeken voor een vuur. In de dagen ervoor had ze twee kleine vuurstenen gevonden, dit kon haar wat warmer houden in de nacht. Veel hout had ze die middag echter niet meer gevonden, wel iets anders. Beter gezegd, iemand anders. Ze was Janessa tegen gekomen, veel was er niet gezegd buiten het feit dat de twee besloten dat samen reizen veiliger was dan alleen. Sinds Grigora geen probleem had met nog iemand op zich waren ze na een korte nacht verder getrokken.
De dag zelf hadden ze meer gepraat en Janessa had haar als eerste verteld waarom ze op de vlucht geslagen was en dit ook laten zien. Dit nam alle twijfels bij Elayne weg, ze wist het zeker. Kennis was haar gave. "Ik weet dingen, veel dingen. Ik zie hoe gebouwen gemaakt zijn en hun zwakke punten. Tijdens de oefengevechten van de mannen wist ik hun bewegingen al voor ze die naar de tegenstander brachten. Dat kan ik niet maar ik weet zeker dat het om deze gaven gaat." Had ze haar verteld. Het was duidelijk dat dat aan de hand was. Wederom was Elayne tegen het einde van de middag gestopt om hout te gaan zoeken en samen met Janessa hadden ze een kampvuur gemaakt. De nachten waren immers koud en het was duidelijk dat Janessa zelf niet zoveel mee had als zijzelf. Om die reden had ze aangeboden om samen onder de mantel te slapen als het eenmaal zo ver was om te gaan slapen.
Met een glimlachje bood ze Janessa nog wat kaas aan. "We vinden ze wel, we gaan morgen gewoon verder langs de beek. Ook een kamp heeft water nodig, ze zullen er dus niet ver vanaf wijken. Zeker niet als het zo groot is als wij hopen." Verzekerde ze haar.
Als een jongeman zonder vader en een waardin als moeder was hij iemand van weinig betekenis. Zijn hele leven draaide om de herberg van zijn moeder en meedraaien daarin. De herberg zat midden in de stad en droeg de, inmiddels zeer bekende, naam: De Onderwereld. De naam gaf hem altijd een warm gevoel van binnen, hij was ontzettend trots op zijn moeder en wat ze allemaal bereikt had. De dagen waren langs en vaak bleven de gasten tot na middernacht, daarnaast had ze in al die tijd hem ook nog opgevoed. Zelf was hij helemaal geïntegreerd in het bedrijf. Hij draaide diensten aan de bar en hielp soms in de keuken als dat nodig was. Ze hadden een meid ingehuurd die de kamers opruimde en de was deed en in de keuken stond ook bijna alle dagen wel een kok en een afwasser.
Het volk dat binnenkwam was enorm verschillend, de armste boeren kwamen vaak nog wel eens wat drinken na een lange en zware dag werken op het veld, maar Nicholas had ook al vaak genoeg adviseurs van de koning moeten bedienen. Al het volk kwam hier en iedereen werd evenveel gewaardeerd, zolang ze maar betaalden.
Het had Nicholas altijd wel verbaasd dat zijn moeder nooit hertrouwd was. In de late avonden als de herberg gesloten was voor drank en eten en de gasten sliepen hadden ze wel eens gesproken over zijn vader. Zijn moeder, Helena, had dan ook al wel wat drank op zodat ze met hem wilde praten. Ze beschreef zijn vader vaak als een knappe man, stil en berekend. Hij had altijd rekening met haar gehouden en ontzettend veel van haar gehouden. Hij had een tijd met haar doorgebracht en haar geholpen met het opzetten van de herberg, zelf had ze in die tijd als ongetrouwde wees het geld niet gehad en nog stuurde hij haar maandelijks wat geld voor het geval ze het niet mocht redden. Zijn naam, die had ze nog nooit genoemd. Helena werd vaak alweer helder voordat de echt belangrijke binnen naar boven kwamen maar dan had haar zoon weer even kunnen genieten van verhalen over de onbekende man.
Een tijd lang was Nicholas gefrustreerd geweest, hij had heet gevoel gehad alsof hij niet goed genoeg was geweest. De man was weggegaan voor hij geboren was, alsof hij ongewenst was geweest bij hem. Het had hem soms wat woedeaanvallen opgeleverd maar vooral veel eenzaamheid. Hij sloot zich af voor iedereen en contact leggen met hem was moeilijk, echt binnenkomen was niet aan hem besteed. Uiteindelijk was ook die periode over en kon hij weer verder, ergens bleef het gevoel wel hangen maar hij wist dat hij dat voor zichzelf moest afsluiten om door te gaan. Als die man hem niet wilde kennen dan was dat prima. Hij had zijn moeder.
Alles veranderde echter op een avond in het begin van de lente. Het was een drukke avond geweest en na een tijd was er tussen twee mannen een ruzie ontstaan. Nicholas had zich afzijdig gehouden, hij kon niet zo goed om gaan met ruzies en zijn moeder was erop afgestapt. Als ze niet stopten dan konden ze vertrekken. De mededeling kwam niet binnen want de mannen gingen door, over haar hoofd heen en ze was er klaar mee. Helena riep een van haar vaste klanten erbij om ze eruit te zetten. Voor Nicholas het goed en wel doorhad stond de deur open en had zijn moeder een schreeuw van pijn over haar lippen laten komen. Een van de mannen had zijn mes in haar borst geplant en was weggevlucht. Voor een moment had zijn leven stilgestaan, was hij bevroren. Dat was niet mogelijk. Erna kwam hij in actie. Hij rende naar haar toe, mensen dromden om haar heen en hij riep ze om weg te gaan, aan de kant te gaan. Redelijkheid was iets wat op dat moment niet in hem op kwam. Zacht werd ze op een tafel gelegd en hij kwam bij haar. Nam haar hand vast terwijl de tranen over zijn wangen rolden. "Je kan niet gaan." Fluisterde hij zacht, maar hij voelde aan haar dat ze vocht om nog even naar hem te kijken. Hij voelde haar bloed pompen en haar hart hoorde hij steeds langzamer kloppen. "Ga maar mam.. Ik hou van je." Nicholas keek naar haar, vond haar ogen en ze glimlachte. "Je vader.." haar stem klonk al krakerig en eigenlijk wilde hij haar stoppen, "hij zal zo trots zijn.." Haar vingers gleden langs zijn wang waarna hij voelde hoe haar hart stopte. Hij haalde diep adem en sloot zijn ogen even. Zachtjes legde hij haar hand neer en sloot haar ogen. Hij voelde dat het goed zat, ze was onderweg en hij slikte even.
De dagen erna waren in een waas voorbij gegaan. De beste vrienden van zijn moeder hielpen hem met de begrafenis en de dingen regelen maar het lukte hem nauwelijks. Het enige wat tot hem doordrong was dat zijn moeder er niet meer was. Een sterke drang om te verdwijnen ontstond daardoor alleen maar meer. Enkele dagen na haar dood was zijn moeder begraven. De herberg had hij niet meer geopend maar de sleutels waren van hem. Alles wat ze gehad had, had ze aan hem nagelaten. Hij dwaalde rond, keek tussen haar spullen maar vond niets.
Een onrustig gevoel bekroop Nicholas steeds meer tot het moment dat hij besloten had om echt te vertrekken. Hij schreef een korte brief maar verfrommelde deze ook weer. Hij kon het beter laten. Wat als iemand hem kwam zoeken? Hij had snel wat spullen bij elkaar gepakt en in een tas gedaan die hij mee kon nemen waarna was vertrokken. Het waren lange dagen en nog langere nachten. Vaak kon hij de slaap niet vatten en als hij sliep droomde hij over de reis die zijn moeder maakte. Het leek haast levensecht te zijn, alsof het echt gebeurde en hij erbij was. Het was natuurlijk onzin, buiten hun herberg was er geen echte Onderwereld. Geen hel, geen duistere plek waar je heen kon gaan. Als zijn moeder al ergens heen moest was het de hemel en elke avond bad hij daarvoor, dat ze toegestaan werd om van boven naar hem te kijken.
Op die manier hield Nicholas zichzelf al een week in leven. Hij at wat hij vond en sliep in bomen of op de grond. Het was niet prettig, niet makkelijk maar het gaf hem een soort van rust. Hij was weg, weg van al het normale.