schreef:
En nu ben ik natuurlijk de zwakkeling. Ik haat het wanneer mensen denken dat ik zwak ben en mijn zaakjes niet op orde kan houden. Ik maakte alleen even misbruik van de situatie, dat betekend niet dat ik direct zwak ben. Ik rol nog even met mijn ogen en richt mij dan op Malia. "No, thanks." zeg ik somber en zucht terwijl ik mij omdraai. Minho staat wat met andere jongens te stoeien, ze lijken zich hier wel thuis te voelen. Zij lijkt het hier wel naar hun zin te hebben, een plek wat vertrouwd aan voelt. Dat zal voor mij nooit zo zijn. Ik ril even. Wie weet wat er staat te gebeuren met mij. Ik blijf even stil staan en kijk uit over het landschap. Zodra ik mij omdraai zie ik een hoge berg. Daar wil ik heen. Direct. Zonder er verder over na te denken pak ik twee waterflesjes uit de voorraden en ga zonder verder iets mee te nemen, op mijn pistool na, richting de toppen. De paden zijn steil en zo nu en dan moet ik mijn klimvaardigheden inzetten om verder te kunnen komen, maar het lukt zonder al te veel moeite te hoeven doen. Blijkbaar is er toch nog iets wat ik wel kan, in plaats van mensen teleur te stellen, pijn te doen en verdriet te doen. Misschien zou ik mij van hen moeten afzonderen, alleen verder gaan of WICKED opzoeken. Beide klinkt als een goed plan. Ik zit toch alleen maar in de weg en moeten medicijnen aan mij gaan verspillen waarvan we allemaal wel weten dat het uiteindelijk niets zal opleveren. Ja, de dood. Maar dan alleen maar langzamer. Een crank zal ik worden en dat is iets wat ik nooit wil. Misschien zou ik een kogel door mijn hoofd moeten jagen, of zogenaamd van de bergwand slippen. Dat is toch uiteindelijk het beste voor iedereen. In plaats van dat zij mij nog meer zien veranderen. Het valt hun nog niet op, nee nog niet. Het is ook niet duidelijk. Ik ben nog lang niet zoals zij. Nee niet zoals die anderen. Maar ik voel het gewoon. Of het zit toch echt tussen mijn oren? Ik zou het eigenlijk niet weten. Getest zijn we niet en WICKED heeft nooti gezegd wie degene zijn die besmet zijn geraakt.
Eenmaal op de top ga ik aan de rand zitten, met mijn benen slinger ik over de rand en kijk over het landschap heen. Wat is dit toch prachtig, iets mooiers heb ik nog nooit gezien, althans zover ik mij zou kunnen herinneren. Voor een moment sluit ik mijn ogen en adem de frisse lucht in. Er is niets mooiers dan de vrijheid van een mens die kan gaan en staan waar hij wil. Dit is geweldig. Ik spreid mijn armen als een vogel die van plan is voor het eerst zijn nest uit te springen om te gaan vliegen. Wie weet zou ik ook wel kunnen vliegen als ik mij van deze berg af zou laten donderen. Wie weet is het een regelrechte vlucht naar de allermooiste plek die je je maar zou kunnen wensen. Een plek waar ik geen last voor een ander zou zijn.