Paran0id schreef:
Toen eenmaal haar ogen gewend waren aan het donkerte in de ruimte, bekeek ze de jongen vluchtig. Hemzelf leek ze nog nooit eerder gezien te hebben. Zijn donkere, ietwat blonde haar viel haar op in de vage lichtstraal afkomstig van de zaklamp, maar zelfs al vond ze hem een opvallend persoon, bleef haar aandacht na een paar seconden al hangen bij zijn ogen. Helder en blauw waren ze, glinsterend van het vocht dat ze dacht te zien. Geen kwade of duivelse blik werd duidelijk gemaakt; slechts zijn gezicht waaruit ze weinig meer dan dankbaarheid op kon maken. Hem vertrouwen deed ze echter nog niet. Er was iets vreemds aan hem en als het aan Madison lag, wilde ze niet lang genoeg blijven om erachter te komen wat hij nou echt van plan was.
"En niet zo'n beetje ook," murmelde ze binnensmonds terug op zijn opmerking. Een snelle hand werd door haar haar gehaald, onderwijl ze met tegenzin een kleine glimlach op haar gezicht liet verschijnen. "Maar het is al goed, maak je er niet druk om." Graag liet ze de vriendelijkheid niet naar boven komen, wat zeker merkbaar was. Madison kon zichzelf immers geen sociaal persoon noemen. De vrienden die ze had waren ook betrokken in de onderwereld, en wanneer ze ze tegenkwam maakten ze eigenlijk meer ruzie dan dat ze 'normaal' met elkaar omgingen. Gevechten om geld waren daarbij haar meeste bezigheden geweest de laatste jaren. Toch wilde ze de jongen, gezien hij aardig geschrokken leek, niet zomaar wegjagen en probeerde ze een poging te doen om haar ergernissen binnen te houden. Of het haar ging lukken vond ze een ander verhaal.
"Als ik niet alleen was geweest, had je het allang gemerkt sukkel," bracht ze zuchtend uit, de mace wederom over haar schouder geworpen. Het bloederige metaal dat ze liet rusten langs haar nek deed haar weinig meer. De druipende vloeistof was en bleef vies, maar zijzelf was er allang aan gewend geraakt. Ze ervaarde het niet meer als onuitstaanbaar goor en ergens liet het haar denken aan de doden die ze in de laatste dagen veroorzaakt had. Een prettige gedachte, al zei ze het zelf, waarbij ze zichzelf eraan herinnerde dat wat ze deed voor haar broeder was geweest. Elke gedode zombie was er één minder die Anthony het graf in kon helpen door zijn stomme acties.
Een geluid drong haar oren binnen, zachtjes en schor. Het overtrof het gegrom van de walkers gemakkelijk, alhoewel ze moeilijk uit kon maken of het een echt mens was die ze kon horen. Wel wist ze dat, als het Anthony was, ze tempo moest maken. Hij mocht dan nu nog wel in leven zijn en zichzelf kenbaar maken; wat zij kon waarnemen, konden de doden ook. Zonder een waarschuwing te geven ofwel te vertellen wat ze deed, draaide ze zich gelijk om. De passen die ze zette veroorzaakten lichte echo's, maar buiten dat baande ze stilletjes een weg richting de uitgang.
"Take care."